Au! Au! Au!

Het is midden in de nacht, 02:34. Ik word ruw uit mijn slaap gewekt door een huilende peuter. Met veel moeite weet ik mezelf uit bed te hijsen en strompel de trap op naar de peuter die op de zolderverdieping slaapt. Hij blijft maar krijsen. Harder en harder, bijna hysterisch. Net als ik denk hem nooit te kunnen kalmeren, weet ik uit zijn gekrijs het volgende te ontcijferen: “dlinken, iiiik wiiiiil dlinken!”

Natuurlijk, de peuter wil drinken. Midden in de nacht, waarom niet. “Je wil drinken?”, vraag ik hem bevestigend. Het krijsen verandert in een zacht snikken, een teken dat ik het goed begrepen heb. “Ok, ik haal drinken, maar nu niet meer huilen, want dan maak je je zussen wakker.”

Herken je dit al? Maar het verhaal gaat verder.

Ik ben chagrijnig. Ten eerste omdat het midden in de nacht is en ik nu lekker zou moeten dromen over een eiland in de zon. Ten tweede omdat ik nu op expeditie door het huis moet. Want waar ga ik nu weer snel een beker vinden die niet ‘lekt’ als mijn peuter hem ondersteboven in zijn bed laat vallen? We hebben wel een paar van die bekers, maar midden in de nacht spelen die altijd verstoppertje in een keukenla, vaatwasser of de minst waarschijnlijke plek: ergens onder de bank.

Slaapdronken dwaal ik door de keuken. Nee, de beker ligt niet in de keukenla. Ook niet in de vaatwasser. Ik strompel verder naar de woonkamer. Nee ook niet op tafel. Onder de bank dan? Ja! Alleen nog even vullen in de keuken. Bij de gedachte dat ik snel weer in bed zal liggen, wordt mijn humeur alweer wat beter. Ik draai me om en zet de eerste stappen richting de keuken… Au! Au! Au!

Weet jij waarom ik het laatste stukje naar de keuken hinkelend af moet leggen?

8 Comments
  1. Linda
    • Arno
  2. Marianne
    • Arno
  3. Cees Pols
    • Arno
  4. mamoesjka
    • Arno